Bewoner
1.
Van waar is je familielid afkomstig?
Waar groeide je familielid op? Verhuisde zij of hij later? Woonde zij of hij in de buurt, voor de verhuis naar het woonzorgcentrum?
2.
Wat was het beroep van je familielid?
Waarom koos zij of hij voor dit beroep? Wat was het beroep van de partner van je familielid?
3.
Wie was de levenspartner van je familielid?
Hoe hebben ze elkaar leren kennen? En hoe lang waren ze samen?
4.
Hoe zag het ouderlijk gezin van je familielid er uit?
Wie waren de ouders van je familielid? Waren er broers of zussen?
5.
Welke hobby's en interesses had je familielid vroeger?
Waar kon zij of hij zich uren mee bezighouden? Waar spreekt je familielid nu nog graag over?
6.
Naar welke school ging je familielid?
Deed zij of hij hogere studies?
7.
Aan welke lichaamsbeweging deed je familielid?
Hoe was zij of hij graag actief? Dat kan een sport zijn, maar evengoed dingen in het dagelijkse leven.
8.
Hoe blijft je familielid nu graag actief?
Waarmee is zij of hij graag bezig? Houdt je familielid van specifieke bezigheden? Dat kan zowel mentaal als fysiek zijn.
9.
Wat interesseert je familielid nu?
Waarover praat je familielid graag? Zijn er gebeurtenissen waar zij of hij graag bij betrokken is?
10.
Wie zijn belangrijke mensen voor je familielid?
Met welke mensen blijft zij of hij graag in contact? Hoe is de relatie met die mensen?
11.
Welke rol speelt geloof in het leven van je familielid? Zijn er andere tradities waar zij of hij belang aan hecht?
Hoe belijdt je familielid geloof? Zijn bepaalde gewoontes en tradities belangrijk?
12.
Wat doet je familielid graag op haar of zijn verjaardag?
Heb je speciale herinneringen aan verjaardagen? Wordt je dan graag in de bloemetjes gezet?
13.
Wat is de favoriete muziek van je familielid?
Welke muziekstijlen hoort je familielid graag? Heeft zij of hij een favoriete artiest of nummer?
14.
Wat eet en drinkt je familielid graag?
Met welke grote of kleine traktaties kan je haar of hem een plezier doen?
15.
Waar kan je familielid erg van genieten?
Wat maakt je familielid blij? Is er iets speciaals dat haar of hem gelukkig maakt?
16.
Wat vindt je familielid zinvolle activiteiten in het woonzorgcentrum?
Uit welke bezigheden haalt zij of hij voldoening? Dat kunnen activiteiten in groep zijn, maar evengoed alleen.
17.
Zijn er dingen die je familielid nog graag wilt doen in het woonzorgcentrum?
Zou zij of hij nog activiteiten willen doen die nu niet gebeuren? Zijn er hobbies of gewoontes die je familielid zou willen verderzetten?
18.
Aan welke gewoonten hecht je familielid belang?